
Categorieën
Zomerrietpeer (1700)

Zomerrietpeer
Historie: Voor de naam rietpeer zijn vier verklaringen te vinden. De eerste is de bewaarmethode: in kuilen, uitgespreid op rietmatten. Een andere is dat de soort groeide in de buurt van rietrijke veenlanden en moerasgebieden. Hoewel de rietpeer alleen op lichte zandige grond gedijd, sluit het een het ander niet uit. De abdij van Egmond bijvoorbeeld lag op een zandig binnenduingebied, omgeven door natte gronden. Beschikbaarheid van riet in de omgeving maakte bewaring in rietmatten gemakkelijk. Een derde verklaring zegt dat de kleur van de rijpe rietpeer lijkt op die van riet. Een vierde verklaring vinden we in Franstalige Belgische literatuur. Daar wordt geopperd dat Dubbele Rietpeer, afbeelding uit Pomologia, J.H. Knoop, 1758 een verbastering is van het Vlaamse Ruetpeer. Ruet betekent iets als kaarsvet, talk, smeer. Dat laatste zou verwijzen naar het fijne vruchtvlees zonder steencellen van de Zomerrietpeer, dat snel tot moes kookt.
Synoniemen:
Angobert
Doppelte Rietbirne
Dubbele Rietpeer
Groene St. Germain
Grosse Poire de Roseau
Grosse Rietbirne
Haselbirne
Hassel Birne
Herfstrietpeer
Holländische Riet Birne
Pannekoekpeer
Reed Pear
Rohrbirn
Ruytpeer
Saffer Birne
Saffran Pear
Schneevogt
Schilfbirn
Vruchtvlees:
Het vruchtvlees is witgeel, fijn, vrij vast, niet stenig en enigszins rins van smaak, maar wat wranger dan de winterrietpeer.
Plukrijp:
Pluktijd september.
Bewaren:
De Zomerrietpeer kan ongeveer drie weken bewaard worden.
Formaat vrucht:
Grote en zeer slanke keukenpeer. Geelgroen van kleur, geheel bedekt met kaneelkleurig roest. Lijkt op de Winterrietpeer, maar is iets slanker, wat lichter gekleurd.
Gebruik:
Als stoofpeer is de Zomerrietpeer ongeschikt omdat de vrucht snel tot moes kookt. Op de kermis van Zaandam waren pannenkoeken met stukjes zomerrietperen een traktatie. Men bakte de pannenkoeken met beslag erover aan twee zijden bruin.